Botopbouw - Guided Bone Regeneration procedure
Na de verwijdering van een tand of kies zal de kaak op deze plaats gaan slinken. Dit proces (resorptie) zal de eerste maanden na het trekken snel kunnen verlopen, waarna de snelheid over het algemeen na ongeveer een jaar naar een lager niveau zal afnemen. Uitneembare voorzieningen, zoals bijv. een (gedeeltelijk) kunstgebit, welke op het tandvlees drukken versnellen het slinken.
De mate waarin het kaakbot na het trekken zal slinken, is moeilijk te voorspellen en verschilt van persoon tot persoon. Maar als een tand door bijv. een infectie of een ongeluk/klap al bot heeft verloren is de situatie ongunstiger dan in het geval de tand nog volledig omgeven was door bot.
Implantaten moeten bepaalde afmetingen
hebben om de (kauw)krachten te weerstaan. In geslonken kaken kan dit
niet altijd. De kaak is dan meestal aan de wangzijde te smal geworden
waardoor het implantaat na het plaatsen daar onvoldoende bedekt is met
bot. Ook kan de beschikbare ruimte in het bot te laag zijn omdat bijv.
zenuwen of kaakbijholtes in de weg zitten. Het opvullen van de kaakbijholte wordt een sinuslift genoemd.
Daarnaast is het voor de cosmetiek, zoals bij de snijtanden boven, ook belangrijk dat het implantaat op precies de juiste hoogte en positie staat, omdat anders de uiteindelijke kroon een onnatuurlijke vorm of lengte krijgt.
De implantoloog kan dan eerst of ook tegelijkertijd met het plaatsen van de implantaten een kaakverbreding of verhoging (J12 / J15 ) uitvoeren om dit op te lossen (eng:Guided Bone Regeneration). Hierdoor kan het geslonken deel van het bot opnieuw worden hersteld. Deze operatie kan in sommige gevallen tegelijkertijd met het plaatsen van het implantaat worden uitgevoerd en in andere gevallen zal worden gewacht met implanteren totdat het bot is aangegroeid.
Het materiaal dat wordt gebruikt om het tekort aan bot op te vullen, kan zijn:
- lichaamseigen bot (autograft / autoloog bot);
- bot van een donor (humaan allograft);
- bot van een dier (xenograft);
- synthetisch gemaakt materiaal (alloplast).
Hoewel lichaamseigen bot een zeer betrouwbaar materiaal is en vaak nog gezien wordt als de gouden standaard heeft het als nadeel dat het bot vaak van een andere plek uit het lichaam afkomstig is en dus ook een tweede operatieplek noodzakelijk is. Door de ontwikkeling van de botvervangende middelen (botsubstituten) is dit steeds minder vaak nodig.
Dierlijke en menselijke botsubstituten worden gemaakt van schoongemaakt en gesteriliseerd bot waarbij de cellen en de (meeste) eiwitten zijn verwijderd. De harde en poreuze kalkstructuur van het bot is daarbij overgebleven. Botvormende cellen en bloedvaten zullen in eerste instantie rondom en in deze structuur bot vormen en het over een langere periode dit materiaal ook omzetten in bot. Wij gebruiken in onze praktijk bij voorkeur humaan donorbot dat voornamelijk verkregen is bij heupoperaties en donoren uit de EU . De ervaring heeft geleerd dat dit materiaal door het lichaam het best omgezet wordt in eigen bot. Wij behalen hiermee nu uitstekende resultaten. Het is ook mogelijk om deze botsubstituten te mengen met lichaamseigen bot, waardoor de hoeveelheid hiervan en dus ook de extra operatie zo beperkt als mogelijk gehouden kan worden.
Het Membraan
Het botsubstituut wordt in sommige gevallen bedekt met een membraan. Dit membraan lijkt op een papieren velletje, wat over de botsubstituut heen wordt gelegd en bevindt zich na het hechten tussen het tandvlees en het nieuw te vormen bot. De cellen in het tandvlees die bindweefsel kunnen produceren delen namelijk veel sneller dan de botvormende cellen. Het membraan beschermt de ruimte waar het nieuwe bot zou moeten ontstaan tegen het veel sneller groeiende bindweefsel en geeft de botvormende cellen de tijd om de botstructuur aan te leggen.
Membranen kunnen van verschillende materialen gemaakt zijn, variërend van o.a. kunststof tot dierlijke producten. Het belangrijkste verschil is echter of een membraan vanzelf oplost (resorbeert) of dat er een tweede ingreep noodzakelijk is om deze te verwijderen (niet-resorbeerbaar). Over het algemeen maken wij gebruik van oplosbare membranen. Er bestaan ook technieken om de kaak te 'splijten' of uit te deuken.